Top 100 Italiaanse woorden

Wij geloven dat je eerst de belangrijkste Italiaanse woorden moet leren om je reis op weg naar vloeiend Italiaans spreken op de juiste manier te beginnen. De Italiaanse woordenlijst hieronder bevat 100 van de meest gebruikte Italiaanse woorden. Bekijk voor meer van dat soort woordenschat ons gele Italiaanse woordenschatboek aan het einde van deze pagina.
Italiaans woordenschat 1-20
Italiaans woordenschat 21-60
Italiaans woordenschat 61-100


Italiaans woordenschat 1-20


NederlandsItaliaans  
ik in het Italiaansio
je/jij in het Italiaanstu
hij in het Italiaanslui
zij in het Italiaanslei
het in het Italiaansesso
we/wij in het Italiaansnoi
jullie in het Italiaansvoi
zij in het Italiaansloro
wat in het Italiaanscosa
wie in het Italiaanschi
waar in het Italiaansdove
waarom in het Italiaansperché
hoe in het Italiaanscome
welke in het Italiaansquale
wanneer in het Italiaansquando
dan in het Italiaansdopo
als in het Italiaansse
echt in het Italiaansdavvero
maar in het Italiaansma
omdat in het Italiaansperché
101 Ad
101 Ad
101 Ad
Advertisement

Italiaans woordenschat 21-60


NederlandsItaliaans  
niet in het Italiaansnon
deze in het Italiaansquesto
Ik heb dit nodig in het Italiaansho bisogno di questo
Hoeveel kost dit? in het Italiaansquanto costa?
dat in het Italiaansquello
alle in het Italiaanstutto
of in het Italiaanso
en in het Italiaanse
weten in het Italiaanssapere (so, avere saputo, sapendo)
Ik weet het in het Italiaanslo so
Ik weet het niet in het Italiaansnon lo so
denken in het Italiaanspensare (penso, avere pensato, pensando)
komen in het Italiaansvenire (vengo, essere venuto, venendo)
zetten in het Italiaansmettere (metto, avere messo, mettendo)
nemen in het Italiaansprendere (prendo, avere/essere preso, prendendo)
vinden in het Italiaanstrovare (trovo, avere trovato, trovando)
luisteren in het Italiaansascoltare (ascolto, avere ascoltato, ascoltando)
werken in het Italiaanslavorare (lavoro, avere lavorato, lavorando)
praten in het Italiaansparlare (parlo, avere parlato, parlando)
geven in het Italiaansdare (do, avere dato, dando)
leuk vinden in het Italiaanspiacere (piaccio, essere piaciuto, piacendo)
helpen in het Italiaansaiutare (aiuto, avere aiutato, aiutando)
houden van in het Italiaansamare (amo, avere amato, amando)
bellen in het Italiaansfare una telefonata (faccio, avere fatto, facendo)
wachten in het Italiaansaspettare (aspetto, avere aspettato, aspettando)
Ik vind je leuk in het Italiaansmi piaci
Ik vind dit niet leuk in het Italiaansquesto non mi piace
Hou je van mij? in het Italiaansmi ami?
Ik hou van jou in het Italiaansti amo
0 in het Italiaanszero
1 in het Italiaansuno
2 in het Italiaansdue
3 in het Italiaanstre
4 in het Italiaansquattro
5 in het Italiaanscinque
6 in het Italiaanssei
7 in het Italiaanssette
8 in het Italiaansotto
9 in het Italiaansnove
10 in het Italiaansdieci

Italiaans woordenschat 61-100


NederlandsItaliaans  
11 in het Italiaansundici
12 in het Italiaansdodici
13 in het Italiaanstredici
14 in het Italiaansquattordici
15 in het Italiaansquindici
16 in het Italiaanssedici
17 in het Italiaansdiciassette
18 in het Italiaansdiciotto
19 in het Italiaansdiciannove
20 in het Italiaansventi
nieuw in het Italiaansnuovo (nuova, nuovi, nuove)
oud in het Italiaansvecchio (vecchia, vecchi, vecchie)
weinig in het Italiaanspoco (poca, pochi, poche)
veel in het Italiaanstanto (tanta, tanti, tante)
hoeveel? in het Italiaansquanto?
hoeveel? in het Italiaansquanti?
fout in het Italiaanssbagliato (sbagliata, sbagliati, sbagliate)
correct in het Italiaanscorretto (corretta, corretti, corrette)
slecht in het Italiaanscattivo (cattiva, cattivi, cattive)
goed in het Italiaansbuono (buona, buoni, buone)
gelukkig in het Italiaanscontento (contenta, contenti, contente)
kort in het Italiaanscorto (corta, corti, corte)
lang in het Italiaanslungo (lunga, lunghi, lunghe)
klein in het Italiaanspiccolo (piccola, piccoli, piccole)
groot in het Italiaansgrande (grande, grandi, grandi)
daar in het Italiaans
hier in het Italiaansqui
rechts in het Italiaansdestra
links in het Italiaanssinistra
mooi in het Italiaansbella (bello, bella, belli, belle)
jong in het Italiaansgiovane (giovane, giovani, giovani)
oud in het Italiaansvecchio (vecchia, vecchi, vecchie)
hallo in het Italiaanssalve
tot later in het Italiaansa dopo
oké in het Italiaansok
wees voorzichtig in het Italiaansstai attento
maak je geen zorgen in het Italiaansnon ti preoccupare
natuurlijk in het Italiaanscerto
goedendag in het Italiaansbuongiorno
Hoi in het Italiaansciao



Downloaden als PDF

Vocabulaireboeken Italiaans

Leer Italiaans - Snel / Gemakkelijk / Efficiënt

Leer Italiaans - Snel / Gemakkelijk / Efficiënt

Dit boek bevat een reeks woordenlijsten met 2000 van de meest voorkomende woorden en zinnen, gerangschikt op basis van hun voorkomen in dagelijks taalgebruik. Dit vocabulaireboek volgt de 80/20-regel: het zorgt ervoor dat u eerst de belangrijkste woorden en zinsstructuren leert om u te helpen snel vooruitgang te boeken en gemotiveerd te blijven.
Italiaans vocabulaireboek

Italiaans vocabulaireboek

Dit vocabulaireboek bevat meer dan 3000 Italiaanse woorden en zinnen die zijn gesorteerd per onderwerp, zodat u eenvoudig kunt kiezen wat u eerst wilt leren. Bovendien bevat de tweede helft van het boek twee indexsecties die als basiswoordenboeken kunnen worden gebruikt om woorden in een van de twee talen op te zoeken. De 3 onderdelen samen vormen een geweldige informatiebron voor cursisten van alle niveaus.


Flashcards Italiaans

Flashcardo

Gratis Italiaanse Flashcards

Op Flashcardo kun je gratis online flashcards vinden voor meer dan 50 talen die je zullen helpen je vaardigheden in een hoog tempo te verbeteren

Gratis Leermaterialen