Top 100 Portugeese woorden

Wij geloven dat je eerst de belangrijkste Portugeese woorden moet leren om je reis op weg naar vloeiend Portugees spreken op de juiste manier te beginnen. De Portugeese woordenlijst hieronder bevat 100 van de meest gebruikte Portugeese woorden. Bekijk voor meer van dat soort woordenschat ons gele Portugeese woordenschatboek aan het einde van deze pagina.
Portugees woordenschat 1-20
Portugees woordenschat 21-60
Portugees woordenschat 61-100


Portugees woordenschat 1-20


NederlandsPortugees  
ik in het Portugeeseu
je/jij in het Portugeestu
hij in het Portugeesele
zij in het Portugeesela
het in het Portugeesisto
we/wij in het Portugeesnós
jullie in het Portugeesvós
zij in het Portugeeseles
wat in het PortugeesO quê
wie in het PortugeesQuem
waar in het PortugeesOnde
waarom in het PortugeesPorquê
hoe in het PortugeesComo
welke in het PortugeesQual
wanneer in het PortugeesQuando
dan in het Portugeesentão
als in het Portugeesse
echt in het Portugeesmesmo
maar in het Portugeesmas
omdat in het Portugeesporque
101 Ad
101 Ad
101 Ad
Advertisement

Portugees woordenschat 21-60


NederlandsPortugees  
niet in het Portugeesnão
deze in het Portugeesisto
Ik heb dit nodig in het PortugeesEu preciso disto
Hoeveel kost dit? in het PortugeesQuanto é ...?
dat in het Portugeesaquilo
alle in het Portugeestudo
of in het Portugeesou
en in het Portugeese
weten in het Portugeessaber (sei, soube, sabendo, sabido)
Ik weet het in het PortugeesEu sei
Ik weet het niet in het PortugeesEu não sei
denken in het Portugeespensar (penso, pensei, pensando, pensado)
komen in het Portugeesvir (venho, vim, vindo, vindo)
zetten in het Portugeescolocar (coloco, coloquei, colocando, colocado)
nemen in het Portugeestirar (tiro, tirei, tirando, tirado)
vinden in het Portugeesencontrar (encontro, encontrei, encontrando, encontrado)
luisteren in het Portugeesouvir (ouço/oiço, ouvi, ouvindo, ouvido)
werken in het Portugeestrabalhar (trabalho, trabalhei, trabalhando, trabalhado)
praten in het Portugeesfalar (falo, falei, falando, falado)
geven in het Portugeesdar (dou, dei, dando, dado)
leuk vinden in het Portugeesgostar (gosto, gostei, gostando, gostado)
helpen in het Portugeesajudar (ajudo, ajudei, ajudando, ajudado)
houden van in het Portugeesamar (amo, amei, amando, amado)
bellen in het Portugeestelefonar (telefono, telefonei, telefonando, telefonado)
wachten in het Portugeesesperar (espero, esperei, esperando, esperado)
Ik vind je leuk in het PortugeesEu gosto de ti
Ik vind dit niet leuk in het PortugeesEu não gosto disto
Hou je van mij? in het PortugeesGostas de mim?
Ik hou van jou in het PortugeesEu amo-te
0 in het Portugeeszero
1 in het Portugeesum
2 in het Portugeesdois
3 in het Portugeestrês
4 in het Portugeesquatro
5 in het Portugeescinco
6 in het Portugeesseis
7 in het Portugeessete
8 in het Portugeesoito
9 in het Portugeesnove
10 in het Portugeesdez

Portugees woordenschat 61-100


NederlandsPortugees  
11 in het Portugeesonze
12 in het Portugeesdoze
13 in het Portugeestreze
14 in het Portugeescatorze
15 in het Portugeesquinze
16 in het Portugeesdezasseis
17 in het Portugeesdezassete
18 in het Portugeesdezoito
19 in het Portugeesdezanove
20 in het Portugeesvinte
nieuw in het Portugeesnovo (nova, novos, novas)
oud in het Portugeesvelho (velha, velhos, velhas)
weinig in het Portugeespoucos (pouco, pouca, poucos, poucas)
veel in het Portugeesmuitos (muito, muita, muitos, muitas)
hoeveel? in het PortugeesQuanto é?
hoeveel? in het PortugeesQuantos?
fout in het Portugeeserrado (errada, errados, erradas)
correct in het Portugeescorreto (correta, corretos, corretas)
slecht in het Portugeesmau (má, maus, más)
goed in het Portugeesbom (boa, bons, boas)
gelukkig in het Portugeesfeliz (feliz, felizes, felizes)
kort in het Portugeescurto (curta, curtos, curtas)
lang in het Portugeescomprido (comprida, compridos, compridas)
klein in het Portugeespequeno (pequena, pequenos, pequenas)
groot in het Portugeesgrande (grande, grandes, grandes)
daar in het Portugeesali
hier in het Portugeesaqui
rechts in het Portugeesdireita
links in het Portugeesesquerda
mooi in het Portugeesbelo (bela, belos, belas)
jong in het Portugeesjovem (jovem, jovens, jovens)
oud in het Portugeesvelho (velha, velhos, velhas)
hallo in het PortugeesOlá
tot later in het PortugeesAté logo
oké in het PortugeesOk
wees voorzichtig in het PortugeesTem cuidado
maak je geen zorgen in het PortugeesNão te preocupes
natuurlijk in het PortugeesClaro
goedendag in het PortugeesBom dia
Hoi in het PortugeesOlá



Downloaden als PDF

Vocabulaireboeken Portugees

Leer Portugees - Snel / Gemakkelijk / Efficiënt

Leer Portugees - Snel / Gemakkelijk / Efficiënt

Dit boek bevat een reeks woordenlijsten met 2000 van de meest voorkomende woorden en zinnen, gerangschikt op basis van hun voorkomen in dagelijks taalgebruik. Dit vocabulaireboek volgt de 80/20-regel: het zorgt ervoor dat u eerst de belangrijkste woorden en zinsstructuren leert om u te helpen snel vooruitgang te boeken en gemotiveerd te blijven.
Portugees vocabulaireboek

Portugees vocabulaireboek

Dit vocabulaireboek bevat meer dan 3000 Portugeese woorden en zinnen die zijn gesorteerd per onderwerp, zodat u eenvoudig kunt kiezen wat u eerst wilt leren. Bovendien bevat de tweede helft van het boek twee indexsecties die als basiswoordenboeken kunnen worden gebruikt om woorden in een van de twee talen op te zoeken. De 3 onderdelen samen vormen een geweldige informatiebron voor cursisten van alle niveaus.


Flashcards Portugees

Flashcardo

Gratis Portugeese Flashcards

Op Flashcardo kun je gratis online flashcards vinden voor meer dan 50 talen die je zullen helpen je vaardigheden in een hoog tempo te verbeteren

Gratis Leermaterialen