Bijvoeglijke naamwoorden in het Portugees

Bijvoeglijke naamwoorden zijn een belangrijk onderdeel van elke taal. Met de onderstaande Portugeese bijvoeglijke naamwoorden leer je in een mum van tijd veelgebruikte Portugeese bijvoeglijke naamwoorden. Samen met andere basis zelfstandige naamwoorden en werkwoorden kun je hiermee snel basiszaken in het Portugees uitdrukken. Bekijk voor nog meer Portugeese bijvoeglijke naamwoorden onze leermiddelen voor Portugees aan het einde van de pagina.
Basisbijvoeglijke naamwoorden in het Portugees
Kleuren in het Portugees
Gevoelens in het Portugees
Ruimte in het Portugees
Andere belangrijke bijvoeglijke naamwoorden in het Portugees


Basisbijvoeglijke naamwoorden in het Portugees


NederlandsPortugees  
zwaar in het Portugeespesado (pesada, pesados, pesadas)
licht in het Portugeesleve (leve, leves, leves)
correct in het Portugeescorreto (correta, corretos, corretas)
fout in het Portugeeserrado (errada, errados, erradas)
moeilijk in het Portugeesdifícil (difícil, difíceis, difíceis)
gemakkelijk in het Portugeesfácil (fácil, fáceis, fáceis)
weinig in het Portugeespoucos (pouco, pouca, poucos, poucas)
veel in het Portugeesmuitos (muito, muita, muitos, muitas)
nieuw in het Portugeesnovo (nova, novos, novas)
oud in het Portugeesvelho (velha, velhos, velhas)
langzaam in het Portugeeslento (lenta, lentos, lentas)
snel in het Portugeesrápido (rápida, rápidos, rápidas)
arm in het Portugeespobre (pobre, pobres, pobres)
rijk in het Portugeesrico (rica, ricos, ricas)
101 Ad
101 Ad
101 Ad
Advertisement

Kleuren in het Portugees


NederlandsPortugees  
wit in het Portugeesbranco (branca, brancos, brancas)
zwart in het Portugeespreto (preta, pretos, pretas)
grijs in het Portugeescinzento (cinzenta, cinzentos, cinzentas)
groen in het Portugeesverde (verde, verdes, verdes)
blauw in het Portugeesazul (azul, azuis, azuis)
rood in het Portugeesvermelho (vermelha, vermelhos, vermelhas)
roze in het Portugeescôr-de-rosa (côr-de-rosa, côr-de-rosa, côr-de-rosa)
oranje in het Portugeeslaranja (laranja, laranja, laranja)
paars in het Portugeesroxo (roxa, roxos, roxas)
geel in het Portugeesamarelo (amarela, amarelos, amarelas)
bruin in het Portugeescastanho (castanha, castanhos, castanhas)

Gevoelens in het Portugees


NederlandsPortugees  
goed in het Portugeesbom (boa, bons, boas)
slecht in het Portugeesmau (má, maus, más)
zwak in het Portugeesfraco (fraca, fracos, fracas)
sterk in het Portugeesforte (forte, fortes, fortes)
gelukkig in het Portugeesfeliz (feliz, felizes, felizes)
verdrietig in het Portugeestriste (triste, tristes, tristes)
gezond in het Portugeessaudável (saudável, saudáveis, saudáveis)
ziek in het Portugeesdoente (doente, doentes, doentes)
hongerig in het Portugeesesfomeado (esfomeada, esfomeados, esfomeadas)
dorstig in het Portugeessedento (sedenta, sedentos, sedentas)
eenzaam in het Portugeessó (só, só, só)
moe in het Portugeescansado (cansada, cansados, cansadas)

Ruimte in het Portugees


NederlandsPortugees  
kort in het Portugeescurto (curta, curtos, curtas)
lang in het Portugeescomprido (comprida, compridos, compridas)
klein in het Portugeespequeno (pequena, pequenos, pequenas)
groot in het Portugeesgrande (grande, grandes, grandes)
hoog in het Portugeesalto (alta, altos, altas)
laag in het Portugeesbaixo (baixa, baixos, baixas)
steil in het Portugeesíngreme (íngreme, íngremes, íngremes)
vlak in het Portugeesplano (plana, planos, planas)
ondiep in het Portugeesraso (raso, rasa, rasos, rasas)
diep in het Portugeesprofundo (profunda, profundos, profundas)
smal in het Portugeesestreito (estreita, estreitos, estreitas)
breed in het Portugeeslargo (larga, largos, largas)

Andere belangrijke bijvoeglijke naamwoorden in het Portugees


NederlandsPortugees  
goedkoop in het Portugeesbarato (barata, baratos, baratas)
duur in het Portugeescaro (cara, caros, caras)
zacht in het Portugeessuave (suave, suaves, suaves)
hard in het Portugeesduro (dura, duros, duras)
leeg in het Portugeesvazio (vazia, vazios, vazias)
vol in het Portugeescheio (cheia, cheios, cheias)
vuil in het Portugeessujo (suja, sujos, sujas)
schoon in het Portugeeslimpo (limpa, limpos, limpas)
zoet in het Portugeesdoce (doce, doces, doces)
zuur in het Portugeesazedo (azeda, azedos, azedas)
jong in het Portugeesjovem (jovem, jovens, jovens)
oud in het Portugeesvelho (velha, velhos, velhas)
koud in het Portugeesfrio (fria, frios, frias)
warm in het Portugeesquente (quente, quentes, quentes)


Kleuren in het Portugees

Downloaden als PDF

Vocabulaireboeken Portugees

Leer Portugees - Snel / Gemakkelijk / Efficiënt

Leer Portugees - Snel / Gemakkelijk / Efficiënt

Dit boek bevat een reeks woordenlijsten met 2000 van de meest voorkomende woorden en zinnen, gerangschikt op basis van hun voorkomen in dagelijks taalgebruik. Dit vocabulaireboek volgt de 80/20-regel: het zorgt ervoor dat u eerst de belangrijkste woorden en zinsstructuren leert om u te helpen snel vooruitgang te boeken en gemotiveerd te blijven.
Portugees vocabulaireboek

Portugees vocabulaireboek

Dit vocabulaireboek bevat meer dan 3000 Portugeese woorden en zinnen die zijn gesorteerd per onderwerp, zodat u eenvoudig kunt kiezen wat u eerst wilt leren. Bovendien bevat de tweede helft van het boek twee indexsecties die als basiswoordenboeken kunnen worden gebruikt om woorden in een van de twee talen op te zoeken. De 3 onderdelen samen vormen een geweldige informatiebron voor cursisten van alle niveaus.


Flashcards Portugees

Flashcardo

Gratis Portugeese Flashcards

Op Flashcardo kun je gratis online flashcards vinden voor meer dan 50 talen die je zullen helpen je vaardigheden in een hoog tempo te verbeteren

Gratis Leermaterialen