Top 100 Slovaakse woorden

Wij geloven dat je eerst de belangrijkste Slovaakse woorden moet leren om je reis op weg naar vloeiend Slovaaks spreken op de juiste manier te beginnen. De Slovaakse woordenlijst hieronder bevat 100 van de meest gebruikte Slovaakse woorden. Bekijk voor meer van dat soort woordenschat ons gele Slovaakse woordenschatboek aan het einde van deze pagina.
Slovaaks woordenschat 1-20
Slovaaks woordenschat 21-60
Slovaaks woordenschat 61-100


Slovaaks woordenschat 1-20


NederlandsSlovaaks  
ik in het Slovaaksja
je/jij in het Slovaaksty
hij in het Slovaakson
zij in het Slovaaksona
het in het Slovaaksono
we/wij in het Slovaaksmy
jullie in het Slovaaksvy
zij in het Slovaaksoni / ony
wat in het Slovaaksčo
wie in het Slovaakskto
waar in het Slovaakskde
waarom in het Slovaaksprečo
hoe in het Slovaaksako
welke in het Slovaaksktorý
wanneer in het Slovaakskedy
dan in het Slovaakspotom
als in het Slovaaksak
echt in het Slovaaksnaozaj
maar in het Slovaaksale
omdat in het Slovaakspretože

Slovaaks woordenschat 21-60


NederlandsSlovaaks  
niet in het Slovaaksnie
deze in het Slovaakstoto
Ik heb dit nodig in het SlovaaksPotrebujem toto
Hoeveel kost dit? in het SlovaaksKoľko to stojí?
dat in het Slovaaksto
alle in het Slovaaksvšetko
of in het Slovaaksalebo
en in het Slovaaksa
weten in het Slovaaksvedieť (viem, vedia, vedel)
Ik weet het in het SlovaaksViem
Ik weet het niet in het SlovaaksNeviem
denken in het Slovaaksmyslieť (myslím, myslia, myslel)
komen in het Slovaaksprísť (prídem, prídu, prišiel)
zetten in het Slovaakspoložiť (položím, položia, položil)
nemen in het Slovaaksvziať (vezmem, vezmú, vzal)
vinden in het Slovaaksnájsť (nájdem, nájdu, našiel)
luisteren in het Slovaakspočúvať (počúvam, počúvajú, počúval)
werken in het Slovaakspracovať (pracujem, pracujú, pracoval)
praten in het Slovaaksrozprávať (rozprávam, rozprávajú, rozprával)
geven in het Slovaaksdať (dám, dajú, dal)
leuk vinden in het Slovaaksmať rád (mám, majú, mal)
helpen in het Slovaakspomôcť (pomôžem, pomôžu, pomohol)
houden van in het Slovaaksmilovať (milujem, milujú, miloval)
bellen in het Slovaaksvolať (volám, volajú, volal)
wachten in het Slovaaksčakať (čakám, čakajú, čakal)
Ik vind je leuk in het SlovaaksPáčiš sa mi
Ik vind dit niet leuk in het SlovaaksToto sa mi nepáči
Hou je van mij? in het SlovaaksMiluješ ma?
Ik hou van jou in het SlovaaksĽúbim ťa
0 in het Slovaaksnula
1 in het Slovaaksjeden
2 in het Slovaaksdva
3 in het Slovaakstri
4 in het Slovaaksštyri
5 in het Slovaakspäť
6 in het Slovaaksšesť
7 in het Slovaakssedem
8 in het Slovaaksosem
9 in het Slovaaksdeväť
10 in het Slovaaksdesať

Slovaaks woordenschat 61-100


NederlandsSlovaaks  
11 in het Slovaaksjedenásť
12 in het Slovaaksdvanásť
13 in het Slovaakstrinásť
14 in het Slovaaksštrnásť
15 in het Slovaakspätnásť
16 in het Slovaaksšestnásť
17 in het Slovaakssedemnásť
18 in het Slovaaksosemnásť
19 in het Slovaaksdevätnásť
20 in het Slovaaksdvadsať
nieuw in het Slovaaksnový (nová, nové, nové, noví, novší, najnovší)
oud in het Slovaaksstarý (stará, staré, staré, starí, starší, najstarší)
weinig in het Slovaaksmálo
veel in het Slovaaksveľa
hoeveel? in het Slovaakskoľko?
hoeveel? in het Slovaakskoľko?
fout in het Slovaaksnesprávny (nesprávna, nesprávne, nesprávne, nesprávni, nesprávnejší, najnesprávnejší)
correct in het Slovaakssprávny (správna, správne, správne, správni, správnejší, najsprávnejší)
slecht in het Slovaakszlý (zlá, zlé, zlé, zlí, horší, najhorší)
goed in het Slovaaksdobrý (dobrá, dobré, dobré, dobrí, lepší, najlepší)
gelukkig in het Slovaaksšťastný (šťastná, šťastné, šťastné, šťastní, šťastnejší, najšťastnejší)
kort in het Slovaakskrátky (krátka, krátke, krátke, krátki, kratší, najkratší)
lang in het Slovaaksdlhý (dlhá, dlhé, dlhé, dlhí, dlhší, najdlhší)
klein in het Slovaaksmalý (malá, malé, malé, malí, menší, najmenší)
groot in het Slovaaksveľký (veľká, veľké, veľké, veľkí, väčší, najväčší)
daar in het Slovaakstam
hier in het Slovaakstu
rechts in het Slovaaksvpravo
links in het Slovaaksvľavo
mooi in het Slovaakskrásny (krásna, krásne, krásne, krásni, krásnejší, najkrásnejší)
jong in het Slovaaksmladý (mladá, mladé, mladé, mladí, mladší, najmladší)
oud in het Slovaaksstarý (stará, staré, staré, starí, starší, najstarší)
hallo in het Slovaaksahoj
tot later in het Slovaaksuvidíme sa neskôr
oké in het Slovaaksok
wees voorzichtig in het Slovaaksdávaj si pozor
maak je geen zorgen in het Slovaaksžiaden strach
natuurlijk in het Slovaakssamozrejme
goedendag in het Slovaaksdobrý deň
Hoi in het Slovaaksnazdar



Downloaden als PDF

Vocabulaireboeken Slovaaks

Leer Slovaaks - Snel / Gemakkelijk / Efficiënt

Leer Slovaaks - Snel / Gemakkelijk / Efficiënt

Dit boek bevat een reeks woordenlijsten met 2000 van de meest voorkomende woorden en zinnen, gerangschikt op basis van hun voorkomen in dagelijks taalgebruik. Dit vocabulaireboek volgt de 80/20-regel: het zorgt ervoor dat u eerst de belangrijkste woorden en zinsstructuren leert om u te helpen snel vooruitgang te boeken en gemotiveerd te blijven.
Slovaaks vocabulaireboek

Slovaaks vocabulaireboek

Dit vocabulaireboek bevat meer dan 3000 Slovaakse woorden en zinnen die zijn gesorteerd per onderwerp, zodat u eenvoudig kunt kiezen wat u eerst wilt leren. Bovendien bevat de tweede helft van het boek twee indexsecties die als basiswoordenboeken kunnen worden gebruikt om woorden in een van de twee talen op te zoeken. De 3 onderdelen samen vormen een geweldige informatiebron voor cursisten van alle niveaus.


Flashcards Slovaaks

Flashcardo

Gratis Slovaakse Flashcards

Op Flashcardo kun je gratis online flashcards vinden voor meer dan 50 talen die je zullen helpen je vaardigheden in een hoog tempo te verbeteren

Gratis Leermaterialen