Bijvoeglijke naamwoorden in het Spaans

Bijvoeglijke naamwoorden zijn een belangrijk onderdeel van elke taal. Met de onderstaande Spaanse bijvoeglijke naamwoorden leer je in een mum van tijd veelgebruikte Spaanse bijvoeglijke naamwoorden. Samen met andere basis zelfstandige naamwoorden en werkwoorden kun je hiermee snel basiszaken in het Spaans uitdrukken. Bekijk voor nog meer Spaanse bijvoeglijke naamwoorden onze leermiddelen voor Spaans aan het einde van de pagina.
Basisbijvoeglijke naamwoorden in het Spaans
Kleuren in het Spaans
Gevoelens in het Spaans
Ruimte in het Spaans
Andere belangrijke bijvoeglijke naamwoorden in het Spaans


Basisbijvoeglijke naamwoorden in het Spaans


NederlandsSpaans  
zwaar in het Spaanspesado (pesada, pesados, pesadas)
licht in het Spaansligero (ligera, ligeros, ligeras)
correct in het Spaanscorrecto (correcta, correctos, correctas)
fout in het Spaansincorrecto (incorrecta, incorrectos, incorrectas)
moeilijk in het Spaansdifícil (difícil, difíciles, difíciles)
gemakkelijk in het Spaansfácil (fácil, fáciles, fáciles)
weinig in het Spaanspocos (poco, poca, pocos, pocas)
veel in het Spaansmuchos (mucho, mucha, muchos, muchas)
nieuw in het Spaansnuevo (nueva, nuevos, nuevas)
oud in het Spaansviejo (vieja, viejos, viejas)
langzaam in het Spaanslento (lenta, lentos, lentas)
snel in het Spaansrápido (rápida, rápidos, rápidas)
arm in het Spaanspobre (pobre, pobres, pobres)
rijk in het Spaansrico (rica, ricos, ricas)
101 Ad
101 Ad
101 Ad
Advertisement

Kleuren in het Spaans


NederlandsSpaans  
wit in het Spaansblanco (blanca, blancos, blancas)
zwart in het Spaansnegro (negra, negros, negras)
grijs in het Spaansgris (gris, grises, grises)
groen in het Spaansverde (verde, verdes, verdes)
blauw in het Spaansazul (azul, azules, azules)
rood in het Spaansrojo (roja, rojos, rojas)
roze in het Spaansrosa (rosa, rosas, rosas)
oranje in het Spaansnaranja (naranja, naranjas, naranjas)
paars in het Spaanspúrpura (púrpura, púrpuras, púrpuras)
geel in het Spaansamarillo (amarilla, amarillos, amarillas)
bruin in het Spaansmarrón (marrón, marrones, marrones)

Gevoelens in het Spaans


NederlandsSpaans  
goed in het Spaansbueno (buena, buenos, buenas)
slecht in het Spaansmalo (mala, malos, malas)
zwak in het Spaansdébil (débil, débiles, débiles)
sterk in het Spaansfuerte (fuerte, fuertes, fuertes)
gelukkig in het Spaansfeliz (feliz, felices, felices)
verdrietig in het Spaanstriste (triste, tristes, tristes)
gezond in het Spaanssaludable (saludable, saludables, saludables)
ziek in het Spaansenfermo (enferma, enfermos, enfermas)
hongerig in het Spaanshambriento (hambrienta, hambrientos, hambrientas)
dorstig in het Spaanssediento (sedienta, sedientos, sedientas)
eenzaam in het Spaanssolitario (solitaria, solitarios, solitarias)
moe in het Spaanscansado (cansada, cansados, cansadas)

Ruimte in het Spaans


NederlandsSpaans  
kort in het Spaanscorto (corta, cortos, cortas)
lang in het Spaanslargo (larga, largos, largas)
klein in het Spaanspequeño (pequeña, pequeños, pequeñas)
groot in het Spaansgrande (grande, grandes, grandes)
hoog in het Spaansalto (alta, altos, altas)
laag in het Spaansbajo (baja, bajos, bajas)
steil in het Spaansempinado (empinada, empinados, empinadas)
vlak in het Spaansplano (plana, planos, planas)
ondiep in het Spaanspoco profundo (profunda, profundos, profundas)
diep in het Spaansprofundo (profunda, profundos, profundas)
smal in het Spaansestrecho (estrecha, estrechos, estrechas)
breed in het Spaansancho (ancha, anchos, anchas)

Andere belangrijke bijvoeglijke naamwoorden in het Spaans


NederlandsSpaans  
goedkoop in het Spaansbarato (barata, baratos, baratas)
duur in het Spaanscaro (cara, caros, caras)
zacht in het Spaanssuave (suave, suaves, suaves)
hard in het Spaansduro (dura, duros, duras)
leeg in het Spaansvacío (vacía, vacíos, vacías)
vol in het Spaanslleno (llena, llenos, llenas)
vuil in het Spaanssucio (sucia, sucios, sucias)
schoon in het Spaanslimpio (limpia, limpios, limpias)
zoet in het Spaansdulce (dulce, dulces, dulces)
zuur in het Spaansagrio (agria, agrios, agrias)
jong in het Spaansjoven (joven, jóvenes, jóvenes)
oud in het Spaansviejo (vieja, viejos, viejas)
koud in het Spaansfrío (fría, fríos, frías)
warm in het Spaanscálido (cálida, cálidos, cálidas)


Kleuren in het Spaans

Downloaden als PDF

Vocabulaireboeken Spaans

Leer Spaans - Snel / Gemakkelijk / Efficiënt

Leer Spaans - Snel / Gemakkelijk / Efficiënt

Dit boek bevat een reeks woordenlijsten met 2000 van de meest voorkomende woorden en zinnen, gerangschikt op basis van hun voorkomen in dagelijks taalgebruik. Dit vocabulaireboek volgt de 80/20-regel: het zorgt ervoor dat u eerst de belangrijkste woorden en zinsstructuren leert om u te helpen snel vooruitgang te boeken en gemotiveerd te blijven.
Spaans vocabulaireboek

Spaans vocabulaireboek

Dit vocabulaireboek bevat meer dan 3000 Spaanse woorden en zinnen die zijn gesorteerd per onderwerp, zodat u eenvoudig kunt kiezen wat u eerst wilt leren. Bovendien bevat de tweede helft van het boek twee indexsecties die als basiswoordenboeken kunnen worden gebruikt om woorden in een van de twee talen op te zoeken. De 3 onderdelen samen vormen een geweldige informatiebron voor cursisten van alle niveaus.


Flashcards Spaans

Flashcardo

Gratis Spaanse Flashcards

Op Flashcardo kun je gratis online flashcards vinden voor meer dan 50 talen die je zullen helpen je vaardigheden in een hoog tempo te verbeteren

Gratis Leermaterialen